Elimedici | Voeding
15576
page-template,page-template-full_width,page-template-full_width-php,page,page-id-15576,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode-child-theme-ver-1.0.0,qode-theme-ver-14.0,qode-theme-bridge,wpb-js-composer js-comp-ver-5.4.7,vc_responsive

Voeding

Volgens het antroposofisch mensbeeld bestaat de mens uit meer dan slechts materie. Daarom wordt de voeding niet alleen maar naar haar minerale, moleculaire en calorische samenstelling bekeken, maar ook in haar relatie tot de gehele mens.
De mens voedt zich met producten uit het mineralenrijk, plantenrijk en dierenrijk. Het verteren van voedsel uit het mineralenrijk kost de meeste kracht, dierlijk voedsel daarentegen is het makkelijkst verteerbaar. Indien de mens te veel dierlijk voedsel consumeert, wordt de kracht van de spijsvertering te weinig ontwikkeld en deze gaat hierdoor verzwakken. Het eten van plantaardige voeding zorgt voor een versterking van de spijsvertering en neemt dan ook de belangrijkste plaats in bij een antroposofische maaltijd.

Producten uit het mineralenrijk (zoals bv. zout) heeft de mens slechts in beperkte mate nodig en dienen maar in relatief kleine hoeveelheden aan het eten te worden toegevoegd: zo kan een te veel aan zout dodelijk zijn voor de pasgeborene.
In de gangbare voedingsleer gaat men ervan uit dat het lichaam opgebouwd is uit koolhydraten, eiwitten, vetten, vitaminen, mineralen… Vanuit antroposofisch oogpunt kan een levend organisme niet alleen uit deze elementen bestaan. De voeding bevat naast materie ook levenskrachten die voortkomen uit de kosmos en deze worden door de mens via de plantenwereld tot zich genomen. Voedingsmiddelen uit de biologisch-dynamische (BD) landbouw worden geteeld met specifieke aandacht voor deze levenskrachten. Bij de BD- landbouwmethode probeert men zo goed mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke processen conform de jaargetijden bij het groeien en rijpen van de gewassen. Ook wordt rekening gehouden met de stand van de planeten die specifieke vormende kwaliteiten representeren voor de levenskrachten en zo een rol vervullen bij de ontwikkeling en de vruchtbaarheid van bodem en plant.

Hoe meer levensmiddelen bewerkt worden, des te meer levenskrachten er verloren gaan. Gekookte en ingeblikte groenten bevatten bijvoorbeeld minder levenskracht dan verse groenten. Groenten die op een onnatuurlijke wijze geteeld worden, in een serre opgroeien of gekweekt worden via hydrocultuur bevatten een minder veelzijdig spectrum aan levenskrachten dan planten uit de volle grond.

De antroposofische voedingsleer ziet het hele voedingsproces (vertering en assimilatie van de levensmiddelen) in de relatie tussen lichaam, ziel en geest, waarbij de laatste twee vooral afbrekend zijn in de spijsvertering en het levenslichaam vooral de assimilatie verzorgt. Het dieet dient daarop gericht te zijn dat de gezondmakende levenskrachten zoveel mogelijk aangesproken en gestimuleerd worden. Het inzicht van de patiënt in de wijze waarop bepaalde levensmiddelen op het lichaam werken en de specifieke mogelijkheden in bereiding ervan kunnen hem in staat stellen een aangepast dieet voor zich uit te zoeken. Algemeen kan men ook stellen dat je de mens kan zien als een omgekeerde plant, waarbij de wortels van de plant en dus ook de wortelgewassen hun werking vooral naar de zenuwzintuiglijke processen zullen ontplooien. De bladeren en het stengelgebied zijn dan weer meer in het ritmische gebied actief en ondersteunen vooral de ritmische werkingen zoals bv. hart en bloedsomloop, bloedaanmaak… De bloemen en vruchten versterken het metabolisme, de stofwisseling. Hierin vinden we ook het drieledig principe van de alchemisten terug: sal (zout), sulfur (zwavel) en mercurius (kwik). Een evenwichtige verdeling van deze plantendelen in de voeding werkt harmoniserend.

Enkele items uit de antroposofische voedingsleer:


het gebruik van volle, ongeraffineerde en biologisch-dynamische producten (voor het behoud en versterking van de levenskrachten en de harmonie met de natuur).


het gebruik van zo min mogelijk geconserveerde voedingsmiddelen omdat conserveringsmethoden altijd vermindering aan levenskrachten veroorzaken: dus vooral vers voedsel


het gebruik van voedingsmiddelen van het seizoen en uit de omgeving.


wat betreft de bereiding wordt het gebruik van de magnetron afgeraden omdat de elektromagnetische stralingen een belangrijk deel van de levenskrachten vernietigt.


Een belangrijke plaats krijgen ook de graangewassen, die met hun lichtkwaliteit het menselijke organisme de nodige van licht doorweven levenskrachten kunnen aanbieden.


De voeding wordt ook afgestemd op de leeftijd van de patiënt en de toestand van het spijsverteringsstel.


Ook de houding (innerlijk en uiterlijk) tijdens het eten en de sociale omgeving krijgen aandacht.